Onderdelen en opbouw van het profielwerkstuk

Waar moet een profielwerkstuk aan voldoen? Welke onderdelen staan er allemaal in het profielwerkstuk? We zetten het voor je op een rij!

Onderdelen en opbouw van het profielwerkstuk

Waar moet een profielwerkstuk aan voldoen? Welke onderdelen staan er allemaal in het profielwerkstuk? We zetten het voor je op een rij!

Onderdelen van het profielwerkstuk

Het profielwerkstuk bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen*:

Op de titelpagina staat natuurlijk de titel van je profielwerkstuk. Daarnaast noteer je hier je naam, je klas, je begeleidende docent en de inleverdatum.

De titelpagina is het visitekaartje van je profielwerkstuk zorg dus dat het er netjes, professioneel en aantrekkelijk uitziet. Gebruik bijvoorbeeld een afbeelding die goed bij je onderwerp past.

Optioneel: Je kunt ook een korte samenvatting van het profielwerkstuk toevoegen aan de titelpagina. Dit gebeurt in wetenschappelijke artikelen ook (de Abstract)

In het voorwoord vertel je waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen.

Maak het persoonlijk. Grote kans dat jouw enthousiasme overgebracht wordt op degene die jouw profielwerkstuk leest, waardoor diegene jouw profielwerkstuk serieus neemt en jou hopelijk een mooi cijfer zal geven!

We hoeven je natuurlijk niet uit te leggen wat een inhoudsopgave is.

Hier noteer je de verschillende onderdelen van je profielwerkstuk, met het daarbij horende paginanummer.

Waar het voorwoord een persoonlijke introductie was van het onderwerp, is de inleiding het formele broertje daarvan.

In de inleiding introduceer je het onderwerp op een professionele manier. Probeer hier dus niet in de ik- of wij-vorm te spreken, maar houd het abstract.

De inleiding is een goede plek om definities te geven van belangrijke begrippen in jouw onderzoek en constateringen te doen over het onderwerp. Deze constateringen haal je uit de theorie die je gevonden hebt (op basis van betrouwbare bronnen). In het beste geval blijkt uit jouw bronnen dat er onduidelijkheid is over en behoefte naar een antwoord op jouw onderzoeksvraag.

Ook introduceer je hier de onderzoeksmethode die je gebruikt hebt en leg je uit waarom je hiervoor gekozen hebt.

Zo bouw je je onderzoek mooi op!

Het doel van je onderzoek is het beantwoorden van de onderzoeksvraag, oftewel de hoofdvraag. Om tot dit antwoord te komen beantwoord je ook verschillende deelvragen.

Per deelvraag leg je uit waarom deze vraag beantwoord moet worden. Je zet op een rijtje welke informatie je nodig hebt om de vraag te kunnen beantwoorden. Aan de hand van deze informatie formuleer je een conclusie voor iedere deelvraag (maak een apart sub-hoofdstuk per deelvraag), natuurlijk onderbouwd met bronnen.

Wat is een goede vraag?

Domme vragen bestaan natuurlijk niet, maar er zijn wel betere onderzoeksvragen dan andere.

Er zijn verschillende soorten vragen:

  • Beschrijvende vragen: Wat is zwaartekracht?
  • Vergelijkende vragen: Wat is zwaarder: voorwerp x of voorwerp y.
  • Definiërende vragen: In welke zwaartecategorie valt voorwerp x?
  • Verklarende vragen: Waardoor wordt zwaartekracht veroorzaakt?
  • Voorspellende vragen: Wat zijn de gevolgen van wel of geen zwaartekracht op je lichaam?
  • Probleemoplossende vragen: Hoe kun je een ruimte vrij van zwaartekracht maken?
  • Evaluatieve vragen: Is het wenselijk om zonder zwaartekracht te leven? Wat is de waarde van zwaartekracht? 

Een goede vraag voor onderzoek is een open vraag, dus géén vraag die je met “ja” of “nee” beantwoorden. Ook is hij SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden). De vraag is niet te smal (dan ben je te snel klaar) en niet te breed (dan heb je niet genoeg tijd). Je deelvragen zijn specifieker / smaller dan je hoofdvraag.

De breedte van je onderzoeksvraag kun je aanpassen door de vraag verder of minder ver af te bakenen. Afbakenen kan op verschillende manieren:

  • Doelgroep: onderzoek je het bijvoorbeeld voor iedereen of alleen voor jongeren / volwassenen, voor alle honden of alleen voor golden retrievers, etc.
  • Periode: onderzoek je het bijvoorbeeld voor de afgelopen 100, 10, 5 of 1 jaar, of alleen voor de maand augustus?
  • Omgeving: onderzoek je het voor de hele Wereld, voor Europa, voor Nederland of slechts voor Amsterdam?

De conclusie van je profielwerkstuk wordt rustig opgebouwd. Eerst vat je nog eens samen wat er tot dan toe besproken is. Je beschrijft het onderliggende probleem dat je onderzoekt en de conclusies van de deelvragen nogmaals kort en bondig.

Dan is het tijd voor de échte conclusie: het beantwoorden van je hoofdvraag. Uit de conclusies van deelvraag volgt een logische conclusie van de onderzoeksvraag. In de conclusie van je hoofdvraag wordt geen nieuwe informatie genoemd. Alle punten staan al in het hoofdstuk met de deelvragen, hier verbind je deze punten slechts met elkaar.

De bronnenlijst is een relatief eenvoudig onderdeel, maar dan is het wel belangrijk dat je gedurende het proces je bronnen goed bijhoudt.

Er zijn strenge regels opgesteld over hoe je verschillende soorten bronnen noteert. Dubbelcheck met jouw school welke bronnennotatie aangehouden dient te worden.

The devil’s in the details, een punt of een komma kan hier het verschil maken tussen wel of geen volledige punten voor dit onderdeel. Loop elk teken dus nauwkeurig na.

In de bijlagen staan je eventuele tabellen, interviews, logboek, afbeeldingen en andere bronnen die relevant zijn, maar te groot waren voor in het verslag zelf.

*Lees altijd de opdracht van de school goed door. Hier kunnen bepaalde criteria instaan wat betreft de onderdelen van het profielwerkstuk, maar ook dingen als de opmaak (welk lettertype, welke lettergrootte en welke letterafstand, etc.).

Nog niet helemaal duidelijk? Bekijk eens profielwerkstukken van oud-examenleerlingen van jouw school. Ook op internet kun je veel voorbeelden vinden van profielwerkstukken.

Onderdelen van het profielwerkstuk

Het profielwerkstuk bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen*:

Op de titelpagina staat natuurlijk de titel van je profielwerkstuk. Daarnaast noteer je hier je naam, je klas, je begeleidende docent en de inleverdatum.

De titelpagina is het visitekaartje van je profielwerkstuk zorg dus dat het er netjes, professioneel en aantrekkelijk uitziet. Gebruik bijvoorbeeld een afbeelding die goed bij je onderwerp past.

Optioneel: Je kunt ook een korte samenvatting van het profielwerkstuk toevoegen aan de titelpagina. Dit gebeurt in wetenschappelijke artikelen ook (de Abstract)

In het voorwoord vertel je waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen.

Maak het persoonlijk. Grote kans dat jouw enthousiasme overgebracht wordt op degene die jouw profielwerkstuk leest, waardoor diegene jouw profielwerkstuk serieus neemt en jou hopelijk een mooi cijfer zal geven!

We hoeven je natuurlijk niet uit te leggen wat een inhoudsopgave is.

Hier noteer je de verschillende onderdelen van je profielwerkstuk, met het daarbij horende paginanummer.

Waar het voorwoord een persoonlijke introductie was van het onderwerp, is de inleiding het formele broertje daarvan.

In de inleiding introduceer je het onderwerp op een professionele manier. Probeer hier dus niet in de ik- of wij-vorm te spreken, maar houd het abstract.

De inleiding is een goede plek om definities te geven van belangrijke begrippen in jouw onderzoek en constateringen te doen over het onderwerp. Deze constateringen haal je uit de theorie die je gevonden hebt (op basis van betrouwbare bronnen). In het beste geval blijkt uit jouw bronnen dat er onduidelijkheid is over en behoefte naar een antwoord op jouw onderzoeksvraag.

Ook introduceer je hier de onderzoeksmethode die je gebruikt hebt en leg je uit waarom je hiervoor gekozen hebt.

Zo bouw je je onderzoek mooi op!

Het doel van je onderzoek is het beantwoorden van de onderzoeksvraag, oftewel de hoofdvraag. Om tot dit antwoord te komen beantwoord je ook verschillende deelvragen.

Per deelvraag leg je uit waarom deze vraag beantwoord moet worden. Je zet op een rijtje welke informatie je nodig hebt om de vraag te kunnen beantwoorden. Aan de hand van deze informatie formuleer je een conclusie voor iedere deelvraag (maak een apart sub-hoofdstuk per deelvraag), natuurlijk onderbouwd met bronnen.

Wat is een goede vraag?

Domme vragen bestaan natuurlijk niet, maar er zijn wel betere onderzoeksvragen dan andere.

Er zijn verschillende soorten vragen:

  • Beschrijvende vragen: Wat is zwaartekracht?
  • Vergelijkende vragen: Wat is zwaarder: voorwerp x of voorwerp y.
  • Definiërende vragen: In welke zwaartecategorie valt voorwerp x?
  • Verklarende vragen: Waardoor wordt zwaartekracht veroorzaakt?
  • Voorspellende vragen: Wat zijn de gevolgen van wel of geen zwaartekracht op je lichaam?
  • Probleemoplossende vragen: Hoe kun je een ruimte vrij van zwaartekracht maken?
  • Evaluatieve vragen: Is het wenselijk om zonder zwaartekracht te leven? Wat is de waarde van zwaartekracht? 

Een goede vraag voor onderzoek is een open vraag, dus géén vraag die je met “ja” of “nee” beantwoorden. Ook is hij SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden). De vraag is niet te smal (dan ben je te snel klaar) en niet te breed (dan heb je niet genoeg tijd). Je deelvragen zijn specifieker / smaller dan je hoofdvraag.

De breedte van je onderzoeksvraag kun je aanpassen door de vraag verder of minder ver af te bakenen. Afbakenen kan op verschillende manieren:

  • Doelgroep: onderzoek je het bijvoorbeeld voor iedereen of alleen voor jongeren / volwassenen, voor alle honden of alleen voor golden retrievers, etc.
  • Periode: onderzoek je het bijvoorbeeld voor de afgelopen 100, 10, 5 of 1 jaar, of alleen voor de maand augustus?
  • Omgeving: onderzoek je het voor de hele Wereld, voor Europa, voor Nederland of slechts voor Amsterdam?

De conclusie van je profielwerkstuk wordt rustig opgebouwd. Eerst vat je nog eens samen wat er tot dan toe besproken is. Je beschrijft het onderliggende probleem dat je onderzoekt en de conclusies van de deelvragen nogmaals kort en bondig.

Dan is het tijd voor de échte conclusie: het beantwoorden van je hoofdvraag. Uit de conclusies van deelvraag volgt een logische conclusie van de onderzoeksvraag. In de conclusie van je hoofdvraag wordt geen nieuwe informatie genoemd. Alle punten staan al in het hoofdstuk met de deelvragen, hier verbind je deze punten slechts met elkaar.

De bronnenlijst is een relatief eenvoudig onderdeel, maar dan is het wel belangrijk dat je gedurende het proces je bronnen goed bijhoudt.

Er zijn strenge regels opgesteld over hoe je verschillende soorten bronnen noteert. Dubbelcheck met jouw school welke bronnennotatie aangehouden dient te worden.

The devil’s in the details, een punt of een komma kan hier het verschil maken tussen wel of geen volledige punten voor dit onderdeel. Loop elk teken dus nauwkeurig na.

In de bijlagen staan je eventuele tabellen, interviews, logboek, afbeeldingen en andere bronnen die relevant zijn, maar te groot waren voor in het verslag zelf.

*Lees altijd de opdracht van de school goed door. Hier kunnen bepaalde criteria instaan wat betreft de onderdelen van het profielwerkstuk, maar ook dingen als de opmaak (welk lettertype, welke lettergrootte en welke letterafstand, etc.).

Nog niet helemaal duidelijk? Bekijk eens profielwerkstukken van oud-examenleerlingen van jouw school. Ook op internet kun je veel voorbeelden vinden van profielwerkstukken.

Meer over het profielwerkstuk..